Suzanne Buis. Droom­denker en Gedachten­schenker

In gesprek met Suzanne Buis, oprichtster van het Droomdenkers Talentcentrum.
Het Droomdenkers Talentcentrum begeleidt ouders, zorgprofessionals, kinderen en jongeren. Droomdenkers zijn kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong, creatief begaafd, hoogsensitief, hoogbegaafd, beelddenker, strong-willed of alles tegelijk.
Daarnaast is Suzanne (kinderboeken) schrijfster en heeft ze alle vele boeken op haar naam staan.

Je hebt als ondernemer veel dingen gedaan. Je bent website-ontwikkelaar, vertaler, journalist en hoofdredacteur geweest. Hoe ben je bij het Droomdenkers Talentcentrum uitgekomen?
‘Ik kreeg als schrijfster vaak te horen ‘Het lijkt alsof je erbij bent als je jouw verhalen leest.’ Of ik kreeg de vraag ‘Heb jij filmpjes in jouw hoofd?’ Dan was ik verbaasd en zei ‘Heb jij die niet dan?’ Zo kwam ik erachter dat er twee soorten mensen zijn; wel en niet beelddenkers. Ik ben zelf een echte beelddenker en dacht dat iedereen dat was. Dit gegeven vond ik zeer interessant en ik ben me er in gaan verdiepen.
Ik ontdekte hoe belangrijk het is dat we weten dat we als mens niet allemaal hetzelfde zijn en hetzelfde denken. Er zijn namelijk grote verschillen tussen beelddenkers en taaldenkers. Beide soort denkers zien de dingen verschillend en gaan er daardoor anders mee om. Als we dat van elkaar weten zullen we elkaar beter begrijpen en vallen dingen ineens op hun plek.
Het onderwijs bijvoorbeeld is vooral gemaakt door en voor talige mensen die kennis willen overbrengen via praten en boeken. Voor beelddenkers is dat lastig; het vergt een enorme aanpassing om talig bezig te zijn. Vaak weet een leerkracht niet dat hij met een beelddenker te maken heeft en de leerling weet het soms zelf ook nog niet.
Met dat gegeven wilde ik iets doen en heb ik een boek geschreven; De Droomdenker.
Het boek werd een succes en er volgden veel interviews. Voor mij werd steeds duidelijker hoe groot de verschillen tussen beelddenkers en niet beelddenkers zijn. Ik ben meer gaan schrijven over beelddenkers, hoogbegaafdheid en hoogsensiviteit. Er volgden lezingen en presentaties op scholen, er kwam een online cursus en nu is er ook de coaching bij het Droomdenkers Talentcentrum waar ik o.a. de training ‘Ontspannen leren leren’ geef.

Achterop jouw boek De Droomdenker staat ‘Wouter heeft een levendige fantasie, maar daar zie je aan de buitenkant weinig van. Hij werkt in zijn hoofd aan raadsels en uitvindingen…en hij schrikt van de juf die roept dat hij moet opletten.’
Wat maakt het boek De droomdenker zo bijzonder?
‘Het is een lees- en werkboek over hoogbegaafdheid, hoogsensitiviteit en beelddenken geschreven vanuit de beleving van het jongetje Wouter.
De verhalen spelen zich af op school en geven een inkijk in het hoofd van Wouter.
Door het lezen van het boek en het maken van de opdrachten leert het kind meer over beelddenkers en zal hij zichzelf er in herkennen. Hij leert dat niet iedereen zo is als hij en dat het heel belangrijk is om zich te uiten. Dan kan hij samen met mensen uit zijn omgeving kijken naar wat hij nodig heeft, wat hem zal helpen.
Bij het lezen van Wouters verhaal beseffen veel mensen ‘Cool, dat heb ik ook!’ Het helpt hem en zijn omgeving om te praten over eventuele problemen (thuis en op school) en biedt ruimte om met elkaar oplossingen te bedenken.
Zo ontstaat er de driehoek kind-ouders-school. Als ouders en school het kind er namelijk niet bij betrekken, krijgt hij het gevoel dat er iets mis met hem is.

Wat is een droomdenker precies?
‘Een droomdenker ziet als het ware filmpjes in zijn hoofd. Er poppen steeds zomaar beelden op (ook op momenten dat het niet altijd handig is).
Als je de vraag stelt  ‘Wat zie je als ik olifant zeg’ dan ziet een droomdenker beelden van een olifant in allerlei verschillende soorten en situaties. Er zit veel gevoel en emotie bij. Alsof ze de olifant ervaren. Een taaldenker ziet het woord olifant in letters (hij kan soms omschrijven wat het lettertype of de kleur is).
Ik denk dat iedereen bij zijn geboorte een beelddenker is. Als we ouder worden, leren we een taal bij de beelden en bij situaties. Vanaf ongeveer ons 7e levensjaar is het de bedoeling dat we in het schoolsysteem meer een taaldenker worden. Als we als kind heel goed overschakelen naar het taaldenken, raken we het beelddenken langzamerhand kwijt. Bij droomdenkers verdwijnt de kwaliteit van het denken in beelden niet en is juist zeer krachtig aanwezig.’

Waar herken je een droomdenker aan?
‘Droomdenkers zijn heel krachtig in het bedenken van nieuwe dingen. Zij werken minder graag met bestaande concepten, maar creëren liever wat er nog niet is of bedenken nieuwe toepassingen. Ze zijn fantasierijk en creatief en vaak heel origineel en authentiek.
Ze leggen snel verbanden. Ze vangen veel op en voelen dingen aan.
Droomdenkers herken je aan binnenpretjes. Bij mij werken bijv. zegswijzen of spreekwoorden als ‘daar komt de aap uit de mouw’ of ‘met de billen bloot’ niet goed. Ik zie dat dan letterlijk voor me. Ik moet dat beeld eerst gaan wissen, voordat ik verder kan. Dat is niet handig. Kinderen gaan vaak vragen stellen; ‘welke aap dan?’en kunnen geïrriteerd raken ‘waarom begon je dan over die aap?’
Als je tegen een droomdenker zegt ‘Hang je jas op, doe je schoenen uit en ga boven douchen’ kan hij – op het moment dat jij het zegt- voor zich zien hoe hij zijn jas ophangt, terwijl hij het in werkelijkheid nog niet gedaan heeft. Hij heeft echt niet door zijn jas nog op de grond ligt. Als je vervolgens boos wordt, omdat je denkt dat hij niet wil luisteren, schrikt het kind. Je moet dus heel duidelijk zeggen wat je wilt (niet als een vraag) en niet teveel opdrachten tegelijk geven.’

Is er een connectie tussen beelddenken en hoogbegaafdheid?
‘Ja, ik ben van mening dat die connectie er zeker is. Je kunt namelijk veel sneller denken in beelden dan in woorden. Ook al ken je veel woorden en word je goed in taal, dan nog werkt een beeld altijd het snelst; een beeld zegt meer dan 1000 woorden tegelijk. Daarnaast kunnen beelddenkers heel goed onthouden. Beelden onthouden makkelijk.
Niet alle hoogbegaafden zijn beelddenkers. Er zijn uitzonderingen (de super analytische mensen), maar de meesten wel.
Veel sporters bijvoorbeeld zijn beelddenkers; zij overzien in hun hoofd het complete plaatje (wie staat waar op het voetbalveld) en nemen kleine dingen waar.
Dat is ook typerend voor hoogbegaafden. Ze zien en ervaren enorm veel. Ze kunnen mensen goed analyseren en voelen vaak dingen aan; sferen en achtergronden.
Ze vragen heel veel. Ze hoeven niet eens altijd antwoord. Vragen stellen is een vorm van een gesprek blijven voeren. Uit de antwoorden die ze krijgen ontstaan weer nieuwe vragen. Ze komen ook vaak met vragen waarvan je denkt hoe komen ze daar nou bij? Heel ingewikkeld, diepgaand of superscherp. Ze hebben kennis waarvan je je afvraagt waar ze die vandaan hebben.

Er zijn nog veel misvattingen en vooroordelen over hoogbegaafdheid. Ik heb er zelfs YouTube-filmpjes over gemaakt die veel gedeeld worden (https://youtube.com/c/SuzanneBuisDroomdenkersTalentcentrum). Daarin vertel ik wat hoogbegaafdheid precies is. Hoe meer er over bekend wordt hoe beter. Veel hoogbegaafde mensen kwamen er pas later dat ze hoogbegaafd zijn. De meerderheid heeft ooit gedacht dat ze dom waren of ze denken dat nog steeds.’

Tegen welke problemen kunnen droomdenkers aanlopen?
‘Beelddenkers associëren heel veel; al bij één beweging, één woord of één plaatje kunnen ze een heel filmpje in hun hoofd krijgen. Dat is een enorme kracht, maar op school is dat super lastig. Als de leerkracht iets vertelt luisteren ze in eerste instantie wel, maar ze vinden het vaak niet zo boeiend. De info van de leerkracht wordt gefilterd en gaat naar de achtergrond. Af en toe horen ze nog iets en als hen wat gevraagd wordt kunnen ze nog wel iets terug zeggen, maar ze krijgen het niet echt mee. Ze zijn met het filmpje in hun hoofd bezig; daar krijgen ze allerlei vragen bij en ze willen er iets mee doen.
Het gevolg hiervan is dat ze niet echt horen en leren wat de leerkracht op dat moment vertelt. Als de kennis vervolgens schriftelijk getoetst wordt, halen ze slechte cijfers. Zou de leerkracht met het kind gaan zitten en hem mondelinge vragen stellen of hem laten vertellen over het onderwerp of een scriptie laten schrijven, dan komt de kennis wél naar voren. Als het kind de ruimte krijgt om op zijn eigen manier zijn kennis te uiten, sta je verbaasd over wat er allemaal uitkomt.

Ik vind het daarom belangrijk om aan scholen uit te leggen hoe droomdenkers in elkaar zitten en waarom het zo belangrijk is om hen de vrijheid te geven in hun plannen en ideeën. Op scholen is daar geen tijd en ruimte voor. In Plus-klassen bijvoorbeeld moeten de kinderen vaak meer ingewikkelde dingen leren van hetzelfde vak, terwijl ze juist het meest leren van het uitzoeken van dingen omtrent hun eigen ideeën; onderzoekend leren. Je hebt een idee voor een nieuw klimrek? Onderzoek hoe je aan geld komt, waar je heen moet met jouw idee, hoe je er een verslag van maakt.
Droomdenkers voelen zich vaak geremd. Ze krijgen voortdurend prikkels in hun hoofd om iets anders te doen, maar moeten blijven zitten en dat frustreert. Toen ik nog op school zat, vroeg ik mijn leerkracht of ik mocht staan of bewegen; ik had veel moeite met stilzitten. Dat mocht, maar daar werd dan wel weer een regel van gemaakt; als ik wilde staan moest ik het hele uur staan, terwijl ik maar behoefte had aan een kwartiertje.

Het is superzwaar en vermoeiend om je de hele dag aan te moeten passen aan het schoolsysteem. Als je je er dan ook nog van bewust bent dat het voor jouw klasgenoten heel normaal is, ga je je afvragen wat er mis is met jou. De frustratie bouwt zich steeds meer op.
Deze kinderen kunnen dan thuis gedrag  laten zien dat ze voor dat ze naar school gingen niet vertoonden. Ze krijgen buikpijn, kunnen niet meer slapen. Sommige kinderen gaan gillen, anderen zeggen juist niets meer. Ze gaan onderpresteren, worden onopvallend of een soort zombies.
Ouders begrijpen er vaak niets van en weten niet wat ze ermee aan moeten. Op school krijgen ze te horen dat het goed gaat; dat het een rustig kind is waar de leerkracht geen last van heeft.  Hoe kom er dan als ouder achter wat er werkelijk aan de hand is? Vaak verandert er pas iets als ook op school storend gedrag wordt vertoond.’

Wat adviseer jij ouders en leerkrachten. Hoe kunnen zij het kind helpen?
‘Kies een geschikte school. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Soms staat op een website van een school dat er ontwikkelingsgericht onderwijs wordt gegeven, maar is de toepassing binnen het leerstelsel nog niet echt gelukt. Ga een goed gesprek aan met school en vraag aan andere ouders wat hun ervaring is. Ga er ook met je kind heen.
Geef het kind de ruimte en vrijheid. Als je als kind het gevoel hebt dat je anders bent dan anderen -ook al weet je niet precies hoe en wat- heb je koppigheid en eigenwijsheid nodig om staande te blijven. Leer kinderen dus ook niet altijd af om nee te zeggen. Het is belangrijk dat ze kunnen zeggen; ‘Nee dat wil ik niet. Nee ik ga het zo doen. Nee dit is mijn aanpak. Nee ik vind dat geen goed idee. Ik wil dit maken.’ Laat ze dat ook doen. Dat vrije denken moet je niet beperken maar juist stimuleren. We moeten er veel meer op vertrouwen dat  kinderen voor zichzelf de juiste keuze maken. Je kunt ze vertellen welke consequenties bepaalde keuzes hebben en laat ze vervolgens zelf kiezen. Als je ze steeds op een bepaald pad probeert te sturen, werkt het bij deze kinderen vaak juist averechts.  Kinderen kunnen zelf heel goed overzien wat bij hen past. Laat leeftijdsgrenzen los en kijk naar de behoeftes en kwaliteiten van het kind.
Ga samen bewegen. Ik geloof heel erg dat brein en bewegen bij elkaar heel nuttig zijn. Hoe meer je alle functies  gebruikt des te beter.
Geef je kind complimenten. Voor een kind is het heel belangrijk om zich bewust te zijn van zijn eigen kwaliteiten. Ik denk dat daar heel weinig aandacht aan besteed wordt. Dat is een soort blinde vlek voor veel ouders; je kent je kind zoals die is en vergeet dan om complimenten te geven over iets waarin hij goed is. Daarnaast zijn mensen geneigd om complimenten te geven op resultaat, terwijl het juist belangrijk is om te kijken naar de weg die tot het resultaat geleid heeft. Wat vond je er leuk aan? Wat heb je overwonnen? Wat heb je gaandeweg geleerd? Het is belangrijk om dáár een compliment over te geven. ‘Wat knap dat je door bent gegaan ondanks dat het moeilijk was’. Het kind wordt zich er dan van bewust waar hij goed in is en kan die kracht gebruiken en ontdekt tevens waar hij minder goed in is en kan daarbij hulp vragen.
Zorg voor ontspanning. Ouders (en leerkrachten) reageren vaak op gedrag. Ze proberen het gedrag dat ze niet wenselijk vinden te corrigeren. Bij beelddenkers werkt het veel beter om ze te leren ontspannen en zich goed te voelen. Dat heeft een positieve invloed op het gedrag.
Maak plezier met elkaar. Laat als ouders zien dat je dingen leuk vindt om te doen; samen buiten spelen en lol maken. Kinderen staan vaak raar te kijken van volwassenen die pret hebben. Ze leren dat je serieuzer moet worden naarmate je ouder wordt. Durf de teugels eens lekker los te laten. Kinderen weten heus wel dat er naast het plezier ook weer serieuze zaken gedaan moeten worden. Wees niet bang dat je kind gaat denken dat plezier hebben of dingen net even anders doen dan de nieuwe norm wordt.
Stimuleer contact met oudere kinderen of volwassenen. Voor beelddenkers is het fijn om buiten school contact te hebben met andere (oudere) kinderen of familieleden/vrienden met wie zij over hun plannen kunnen praten of die hen helpen met de uitvoering ervan. Leeftijdsgenoten zijn vaak niet geïnteresseerd of zijn er nog niet aan toe. Ze hebben iemand nodig die hen ondersteunt en faciliteert. Het is ten eerste fijn om echt uitvoering aan de beelden in je hoofd te geven, maar je traint verder ook een heleboel skills; overbrengen van je ideeën/plannen, hoe zorg je ervoor dat anderen geïnteresseerd en enthousiast raken en je vervolgens helpen (financieel of bij de uitvoering ervan).
Ik merk in mijn coachings-gesprekken dat kinderen door het spelen van games zich veel meer bewust zijn van doelen, middelen om in te zetten om die doelen te behalen en de voortgang van een proces. Dit kan ik inzetten in mijn gesprekken door gebruik te maken van de metaforen uit de games om het kind bewuster te maken van hoe het ook in het werkelijke bestaan toegaat.’

Speelt de fantasie een belangrijke rol in het leven van een droomdenker?
‘Droomdenkers passen meestal niet in een standaard idee van een oplossing. Ze hebben vaak het gevoel ‘dit klopt niet’ en gaan nadenken over andere oplossingen. Door hun fantasie te gebruiken komen ze veel eerder tot andere oplossingen. Door middel van hun fantasie en creativiteit -hun beeldkracht- kunnen ze de dingen anders aanvliegen en op andere ideeën komen.
Ze kunnen hun fantasie ook gebruiken om te ontspannen, want fantasie is heel belangrijk voor het hebben van plezier. Je kunt nieuwe spelletjes bedenken en je voorstellen dat je met anderen pret aan het maken bent.
Verbeeldingskracht is helend.’

Nog meer interviews: