We moeten spelen!

Een gesprek met Rob Martens, onderwijspsycholoog en motivatieonderzoeker.
Rob is hoogleraar bij de faculteit Onderwijswetenschappen van de Open Universiteit.  Zijn specialismen zijn onderwijsvernieuwing en motivatieprocessen.
Daarnaast is Rob wetenschappelijk directeur van stichting NIVOZ. Stichting NIVOZ sterkt leraren en schoolleiders bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht.
Hij publiceerde onlangs het boek ‘We moeten spelen’
Het boek is een vurig pleidooi om in ons onderwijs ruimte en tijd te scheppen voor de verwondering, het speelse en het onvoorspelbare.

U bent motivatie onderzoeker. Om maar met de deur in huis te vallen…wat motiveert de mens?
De mens heeft vanuit zichzelf de behoefte om te leren, om zich te ontwikkelen. Dat is een intrinsieke behoefte van de mens. Dat is een natuurlijk gegeven.
Die intrinsieke behoefte zie je ook terug in de dierenwereld. Een leeuwtje leert jachttechnieken door te spelen met zijn moeder en oefent daarmee dat wat voor hem het belangrijkste is, namelijk jagen.
Ieder dier laat in zijn spel zien waar hij toe bestemd is -voor de leeuw is dat jagen-  en wij mensen zijn in één ding goed en dat is onze verbeelding en vindingrijkheid, heel vaak in samenwerking.

Zegt u daarmee dat spelen het leren stimuleert?
Absoluut! Alle slimme dieren leren door te spelen. Ze zijn eigenlijk alleen maar bezig met spelen. Des te slimmer ze zijn des te langer duurt hun jeugd en die jeugd stoppen ze helemaal vol met spel. Dat is wat ze van nature doen;  leren door te spelen. Iedere bioloog zal dit beamen. Maar dit geldt ook voor de mens. Wat een kind of een jong mens het liefste en van nature doet is spelen.

Als je tegen een kind zegt ‘je mag doen wat je wilt’  gaat het kind spelen en vanuit het spel leert het de wereld begrijpen en zichzelf te ontwikkelen.
Spel en fantasie -deze twee begrippen zijn nauw met elkaar verbonden-  zijn oefeningen in denken en dingen uitproberen in een veilige omgeving -je kunt er niet op worden afgerekend, het immers maar spel- en daardoor leer je jezelf beter kennen.
Door te spelen leer je tevens op een andere manier naar dingen te kijken; je ziet andere kanten van hetzelfde. Je ziet dat er meerde lagen onder de oppervlakte liggen. Je kijkt verder dan het gangbare.

Volgens spelonderzoekers is een belangrijke functie van spel het creëren en vergroten van het aanpassingsvermogen. Je wordt flexibel in denken, leert dingen doorzien en herkent patronen.
In spel zit veel nieuwsgierigheid. Je wilt weten hoe iets in elkaar zit.
Spel verbroedert; kijk maar naar voetbal.
Spel vergroot het inlevingsvermogen. Om goed samen te kunnen spelen, moet je immers begrijpen wat de ander leuk en belangrijk vindt. Ook tijdens het kijken naar een film of toneelstuk verplaats je je in iemand anders. Dat inlevingsvermogen stelt je in staat om meer begrip voor een ander te hebben.

Ik kijk vaak naar skaters en zie dan een  fascinerend spel-universum waarin zoveel moois gebeurt. Ik zie hoe mensen (letterlijk) vallen en steeds weer opstaan, zelfvertrouwen ontwikkelen, angsten overwinnen en leren hoe ze zich iets moeilijks eigen kunnen maken. Daarnaast zie ik het belangrijke sociale aspect van spelen; hoe respectvol men met elkaar omgaat, elkaar echt ziet en elkaars prestaties waardeert. Hoe goede skaters de minder goede helpen.
Deze skaters vinden het belangrijk dat hun sport speels blijft, dus dat het bijvoorbeeld geen olympische sport wordt. Een beetje competitie is niet erg, maar er moet altijd het element van grap en vrijwilligheid in blijven zitten.

Kunst is ook een vorm van spel.
In kunst zitten altijd meerdere lagen. Die zijn interessant om te ontdekken.
In muziek, schilderkunst en dans krijgt de mens de ruimte om zich echt te uiten en om gezien te worden. Dat kan iemand uit het gevoel halen dat hij slachtoffer is van zijn eigen leven.
Ik heb dit mogen ervaren tijdens een bezoek aan een Essential School -hier staan spel en kunst centraal- in de VS. Het feit dat het spel en het verhaal dat de leerling wil vertellen echt serieus wordt genomen, maakt dat hij weer het gevoel heeft aan het roer van zijn eigen leven te staan.

Kunst doet een beroep op de verbeelding. Je kijkt naar een film en je wilt ontzettend graag weten hoe het afloopt, maar toch wil je absoluut geen spoiler. Dat is op zich heel onlogisch. Je snapt deze tegenstelling pas als je beseft dat het in het spel niet om de uitkomst gaat, maar om het proces. Als je niet weet hoe het afloopt ben je zelf steeds aan het fantaseren/invullen wat er allemaal zou kunnen gebeuren.



Spel is dus net als fantasie erg belangrijk voor de mens. Hoe komt het dan toch dat er zo weinig aandacht is voor spel?
Dat komt omdat het begrip spel best lastig is. Het zit namelijk vol tegenstellingen. Het heeft allerlei kenmerken waardoor we het onderschatten; het is kinderlijk en grappig om te doen en je hoeft het niet serieus te nemen. Het is niet wetenschappelijk en leidt nergens toe. Maar als je er goed naar kijkt en begrijpt wat het is, weet je dat spelen misschien wel het allerbelangrijkste voor ons mensen is. Veel topwetenschappers zeggen dat wetenschap een soort spel is: Einstein zegt zelfs ‘Logica brengt je van A naar B, fantasie brengt je overal’. Topwetenschappers of slimme politici zijn vaak kunstenaars.
Wij zijn spel echter als een bijzaak gaan zien.

Daarnaast is er binnen onze maatschappij simpelweg te weinig speelruimte. Speelruimte is ruimte waarin niets moet; als je niets moet ga je spelen, dan ga je uiteindelijk datgene doen wat je tot jezelf brengt en wat je verder brengt.
Tegenwoordig is alle speelruimte weg. De wereld wordt geregeerd door economen.
Alles is efficiënt gemaakt; alles wat we doen moet een aantoonbaar nut of aantoonbaar effect hebben en dat heeft spel juist niet. Dat is de kracht van het spel; je creëert de veiligheid van ‘Ach het is maar spel, een rol die ik speel’ en juist vanuit die veiligheid en vrijheid kun je oefenen en leren.

We durven er niet meer op te vertrouwen dat we (speel)ruimte op een waardevolle  manier zullen invullen. Dat zie je ook binnen organisaties terug; ook daar wordt alles gecontroleerd en gemeten, omdat we bang zijn dat mensen anders niet de goede dingen doen.
Gelukkig zijn er ook organisaties die anders werken. Een goed voorbeeld zijn de zelfregulerende team in de thuiszorg, waar werknemers zelf verantwoordelijk worden gemaakt voor de uitvoerende taken.
Sommige hightech bedrijven bieden hun medewerkers speelruimte door ze één dag in de week de ruimte te geven voor eigen invulling.

Ook ouders bieden weinig speelruimte en regelen alles voor hun kinderen
Ze zijn bang dat als je een kind niet pusht, het kind zal ontaarden in een uitdijende, chips etende nihilist. In de kern zeg je dan eigenlijk tegen jouw kind ‘ik heb geen vertrouwen in jou en ik denk dat jij niet op jezelf kunt vertrouwen.’
Als je echter jouw kind de ruimte laat om – op vrijwillige basis- te spelen zeg je tegen hem  ‘ik zie de manier waarop jij je wilt uiten, wat je wilt zeggen, wat je doet of verzint.’

Hoe zit het met het onderwijs? Is daar voldoende aandacht en ruimte voor spel?

Naar mijn mening is er veel te weinig aandacht voor spel in het onderwijs en dat is een gemiste kans.
Een kind is van nature geneigd om te leren en doet dat vanuit spel. Dat moet je niet te veel pushen. Een kind geeft altijd zelf aan -als je er niet bovenop gaat zitten- dat er een interesse is en daar kun je als ouder/leerkracht  op ingaan. Zo ontstaat er een speelse overgang tussen spelen en leren.

In het onderwijs wordt veel waarde gehecht aan vakken als rekenen, taal en lezen. De scores  die kinderen daarop moeten halen staan vast en worden vervolgens getoetst.
Alles is vastgelegd en dat verhoudt zich heel slecht met de wereld van spel en fantasie, waarin je niet kunt vastleggen wat iemand gaat doen.

Veel kinderen beschouwen dat wat ze op school doen als het werk. Het is verplicht en zodra iets verplicht is, worden spel, nieuwsgierigheid en interesses als het ware uitgezet. Een goed voorbeeld hiervan is de verplichte literatuurlijst.
Als je op een kind enorm veel druk zet -je moet hoge scores halen op de Cito-  zeg je eigenlijk ‘jouw eigen interesse/fantasie is niet belangrijk of erger jij bent niet belangrijk; je hoeft niet op jouw eigen gevoel te vertrouwen.’

Leerkrachten geven kinderen meestal directe instructies over wat ze moeten doen/leren en toetsen dat vervolgens. De kans is groot dat je hierdoor weerstand en tegenzin opbouwt. Als je meer van de interesses en (intrinsieke) leerbehoefte van het kind durft uit te gaan, sluit je veel beter aan bij zijn talenten.

In Finland is het onderwijs heel anders geregeld. We noemen het de Finse paradox; de minste onderwijsuren van heel Europa en de beste onderwijsprestaties. In Finland bestaat er geen onderwijsinspectie en geen centraal eindexamen. Laten dat nou net de twee dingen zijn die wij in ons onderwijssysteem zo belangrijk vinden. Zaken die, hoe goed bedoeld ook, helaas juist veel lucht en speelruimte wegnemen.
Misschien is het een idee om ook in ons land het eindexamen af te schaffen en jonge mensen op school zelf te laten ontdekken waar hun interesses liggen, wat ze graag willen doen en daar hun eigen verantwoordelijkheid voor te laten nemen.

In Nederland zijn er een aantal scholen die vanuit onderwijsvernieuwingsconcepten werken, zoals de democratische scholen en het  Agora onderwijs. (In dit type onderwijs bepaalt het kind wat hij graag wil weten of wil uitzoeken. Het gevolg is dat elk kind zijn eigen leerroute volgt. De leervraag van het kind staat centraal. De nieuwsgierigheid of leergierigheid is leidend. Vanuit deze leervraag (challenge) ontstaat het leerproces.)
Schaars onderzoek leert dat kinderen op deze scholen heel kennis opdoen en goede resultaten bereiken.
Interessant is om te weten dat op dit type scholen niet of nauwelijks wordt gepest.

Ziet u gamen ook als een vorm van spelen waarin je jezelf ontdekt en ontwikkelt?
Absoluut. Gamen staat al vele jaren in een kwaad daglicht. ‘Stop met gamen en ga je huiswerk maken!’ is een verzuchting die je in heel veel huizen hoort. We zijn games als schadelijk en verslavend gaan zien.
Maar wat we niet willen zien, is dat gamende kinderen gewoon hun natuur willen volgen, namelijk spelen!
Alle spelonderzoekers zeggen dat je juist in spel, waarin je niet wordt afgerekend op wie je bent, enorm veel gelegenheid hebt om je te verplaatsen, strategieën te bedenken, samen te werken, je in te leven, nieuwe dingen te leren (bijvoorbeeld over technologie), enzovoorts. Games worden onderschat.

Nu is het ook wel zo dat we, omdat er zo weinig speelruimte is in het leven van veel kinderen (overladen schoolprogramma’s, werken voor de toets en overbezorgde ouders de dienst uitmaken), de wereld van het gamen een beetje heb overgelaten aan commerciële bedrijven. Die ontwikkelen hun games zodanig dat je bijna niet kunt stoppen met spelen, omdat ze je eigenlijk willen verleiden zo lang mogelijk door te gaan.
Daarnaast proberen de makers je te verleiden om geld uit te geven aan extra skills of powers, zodat je lastige niveaus en uitdagingen beter kunt halen. Zo’n onzuiver motief noem ik een spelbreker.

Hoe ziet u de toekomst van het spelend vermogen van de mens?
Eerlijk gezegd zie ik de toekomst somber in. Spel zal geëmancipeerd moeten worden. We moeten het serieus gaan nemen. Ik ben op zoek naar plekken en manieren om spel de ruimte en de aandacht te geven die het nodig heeft.
Gelukkiger is er een steeds groter groeiende groep mensen -waaronder ook wetenschappers- die het belang van spel inziet.

Ik ben ervan overtuigd dat hoe minder ruimte en vrijheid er voor spel en fantasie komt, des te schadelijker is het.
Een gebrek aan spel haalt de nieuwsgierigheid bij mensen weg. Je hebt het gevoel dat je niet meer aan het roer van je eigen leven staat, waardoor je je altijd slachtoffer voelt van de omstandigheden in plaats van het gevoel te hebben dat je het zelf in de hand hebt. Kortom, je kunt niet  uitvinden waar je interesses liggen en worden wie je bent. Op die manier zijn we enorm veel talent aan het verspillen en gaat de maatschappij kapot aan gebrek aan spel en fantasie.

Heeft u daarom ook uw boek We moeten spelen geschreven?
Jazeker!
We moeten weer spelen. Niet in de gebiedende zin  van ‘jij moet spelen’ want dan kan juist niet. Spelen doe je op vrijwillige basis; dat is de kracht van spel. Je kunt wel spel aanreiken, maar nooit verplichten.
Ik wil met het werkwoord moeten aangeven dat ik het erg belangrijk vind dat we weer gaan spelen.
Ik durf zelfs te beweren dat het ontkennen van de spelende mens, het categorisch wegzetten van spel als onbelangrijk, hetzelfde is als het ontkennen van de mens.
We moeten gewoon weer spelen!!

Ben je nieuwsgierig geworden? Bekijk dan dit filmpje waarin Rob Martens wat dieper ingaat op de motivatie van de mens om te willen leren.

Meer interessante informatie, artikelen en filmpjes vind je op website van de stichting Nivoz, een stichting die tot doel heeft om  leraren, schoolleiders en betrokkenen bij de uitvoering van hun pedagogische opdracht te sterken. www.nivoz.nl

Nog meer interviews: