Dwalen in de tuin van Hakim

Een middagje met Hakim dwalen in de wereld van de fantasie. Wie wil dat nou niet?
We gaan van een prachtige tuin via een klein deurtje naar een heet en stoffig plein in Algerije. Om vandaaruit via een grote gouden poort terecht te komen op een mistig eiland waarna we eindigen in een donkere grot waar we een olifant ontmoeten. Onderweg komen we Le Petit Prince en Charlie Chaplin tegen. En dat allemaal op één middag. Onmogelijk? Nee hoor.

Hakim omschrijft onze fantasie als een tuin.
‘Onze fantasie is een tuin waarin alles wat je maar bedenken kunt, kan groeien en bloeien. Waarin je eindeloos kunt dwalen en steeds weer nieuwe weggetjes, plekjes en stekjes ontdekt. Je mag er plukken wat je wilt of nodig hebt -broccoli, tomaten of pompoen- om er uiteindelijk een heerlijk gerecht van te maken.’

Zomaar een metafoor van Hakim. Velen van ons kennen hem van Sesamstraat, maar hij is zoveel meer; (kinder)theatermaker, schrijver, bruggenbouwer tussen verschillende culturen, cineast, verteller, kindervriend en bovenal een enorme fantast!

Hakim is een meester in het associëren. Zijn geest gaat razendsnel en lijkt van de hak op de tak te springen. Niets is minder waar; hij houdt de grote lijnen van zijn verhaal moeiteloos in de gaten. Hij maakt gewoon graag uitstapjes in zijn hoofd. Hij betreedt en onderzoekt alle zijpaadjes die hij tegenkomt om uiteindelijk weer op de grote weg terug te komen.
‘Als je (af)dwaalt zie en ervaar je zoveel meer,’ legt Hakim uit. ‘Daarom dwaal ik ook zo graag in de natuur.’

Was jij een fantasievol kind?
‘Bij mij is de fantasie al vroeg getraind. In mijn jeugd groeide ik op in Algerije. Het was oorlog en we waren arm. We hadden niks en ik moest 10 kilometer lopen om naar school te kunnen, terwijl andere kinderen met de auto werden gebracht of op de fiets gingen. Ik had de keuze om daar boos of bedroefd over te worden, maar dat zou mijn situatie niet veranderen. Ik koos voor de acceptatie, de fantasie en de humor. Ik was dol op Charlie Chaplin; Charlie redde zich altijd overal uit, maar hij redde ook andere mensen. Hij maakte iedereen aan het lachen en dat is wat ik ook wilde.’

‘Mijn vader vertelde mij vaak het volgende verhaal:
Er was eens een eiland dat bedreigd werd door een overstroming. Gelukkig zou er iemand met een boot naar het eiland komen. Hij zou iedereen meenemen naar een veilige plek.
De man met de boot kwam iets te vroeg. Hij was moe en wilde nog even slapen.
Het was een mistige ochtend en de mensen verzamelden zich ongeduldig bij het water.  Ze zagen de man slapen, maar de boot was er niet. Geschrokken maakten ze de man wakker en vroegen angstig ‘Waar is de boot?’
De man antwoorde heel rustig ‘Als je iets niet ziet, betekent dat niet  dat het er niet is.’
Hij had een klein touwtje in zijn handen en trok. Langzaam kwam de hele boot tevoorschijn.
En toen zei mijn vader, Hakim, zolang je dat stukje touw in je handen hebt, dan heb je een heleboel. Dat stukje touw ben je zelf.’

Wat is fantasie eigenlijk voor jou?
‘Fantasie is het kind in jou dat er altijd is. Dan denk ik bijvoorbeeld aan het verhaal van Le Petit Prince. Fantasie kun je niet leren. Dat hoeft ook niet, want je hebt het in je. Je bent zelf fantasie.
Zonder mens geen fantasie, want dieren en planten hebben geen fantasie. De mens is de enige plant die overal kan groeien.
Al vanaf het allereerste begin is de mens bezig om oplossingen te bedenken om te overleven. Oplossingen die ontstaan uit onze fantasie.’

‘Fantasie is iets wat niemand je kan afnemen. Zelfs in de grootste isolatie heb je altijd nog toegang tot jouw fantasie. In je fantasie kun je gaan en staan waar je wilt ook al zit je opgesloten op één vierkante meter. In je fantasie kun je overal naar toe bewegen.’

‘Fantasie is het leven. Het leven is een leeg doek, waaraan iedereen zijn eigen invulling moet geven. Ieder mens doet dat vanuit zijn eigen waarneming en beleving. De waarneming van de realiteit is voor iedereen anders.
Dat wordt prachtig geïllustreerd in het verhaal van de olifant.
Er komt een olifant in een land waar nog nooit iemand een olifant heeft gezien. Hij zit in een donkere grot en iedereen wordt uitgenodigd om de olifant te bekijken. Omdat het zo donker in de grot is, kunnen de mensen de olifant niet zien. Ze kunnen hem alleen maar voelen. De mensen die buiten staan te wachten, vragen nieuwsgierig hoe de olifant eruit ziet. De één omschrijft de olifant als een waaier die heen en weer beweegt(oren), een ander noemt hem spits en hard (slagtanden). Een derde noemt de olifant een grote pilaar (poten) en de vierde zegt dat de olifant een kwastje is (staart).
Wat is de waarheid? De waarheid kan niet in één hand gepakt worden en wordt gevormd door jouw eigen waarneming.’

Hoe werkt jouw fantasie? Hoe kom jij op ideeën voor jouw verhalen of voorstellingen?
‘Alles kan inspiratie zijn. Soms is het een foto of iets wat iemand zegt. En dan begint het met een idee, zoals eigenlijk alles wat we om ons heen zien dat door de mens gemaakt is met een idee is begonnen.
Het begint met een vonkje en het kan een groot vuur worden.
Het is een zaadje dat je plant en dat je niet meer loslaat. In eerste instantie wil je graag een perzikboom, maar het kan ook een appelboom worden of een abrikozenboom. Dat maakt niet uit. Als je perse wilt dat het een perzikboom wordt ben je niet meer vrij.
Fantasie is dus ook vrijheid. Fantasie is grenzeloos en zonder logica.’

‘Soms ontstaan er dingen vanzelf als ik op het podium sta en dan ga ik improviseren. Ik ga een beetje dwalen en komt uiteindelijk wel weer op koers. Ik vind het heerlijk om dingen van heel veel verschillende kanten te bekijken. Gaat die ene deur niet open, dan ga ik op zoek naar een andere deur en zo kom ik verrassende dingen tegen. En wat belangrijk is; ik doe de dingen omdat ik het leuk vind.’

Ik heb de indruk dat het voor veel mensen -ook voor kinderen- steeds moeilijker wordt om toegang te krijgen tot hun fantasie. Herken je dat?

‘Dat herken ik. Fantasie ontstaat uit het niets, uit de leegte.  Denk maar aan een lege ruimte, die je zelf mag inrichten. Je fantasie gaat vanzelf aan de slag.
Tegenwoordig is er geen ruimte meer voor de leegte. In deze tijd is bijna alles kant en klaar en wordt er gestreefd naar perfectie, maar perfectie is de dood voor de fantasie.’

‘Een kind kan die leegte nog ervaren. Die leeft in het hier en nu en beweegt mee met wat er op dat moment is.
Als volwassene zijn we veel meer gericht op de toekomst of het verleden en raken we dat kind in onszelf langzamerhand kwijt.
We streven naar het behalen doelen; we willen naar de horizon, maar als we daar zijn is er altijd weer een nieuwe horizon. Bovendien ligt de horizon voor iedereen ergens anders, die kan je niet vangen.
Daarnaast zijn we heel druk met het nastreven van geluk. Maar wat is geluk? Het zijn korte momentjes, die alweer verdwenen zijn voor je het beseft.’

‘Als volwassene krijgen we te maken met institutionele zaken, structuur, hebzucht,  verantwoordelijkheden en de logica in ons leven.
Logica is een grote metalen deur die ons de toegang tot onze fantasie ontzegt. Je krijgt deze deur met geen mogelijkheid open. Wil je toch naar buiten -naar de fantasie-  dan zal je op zoek moeten gaan naar een andere deur. Een deur die wel opengaat en waarachter je van alles kunt ontdekken. Als volwassene kunnen we die deur vaak niet meer vinden of we voelen niet de noodzaak om er naar op zoek te gaan.’

‘Ik heb ooit het verhaal geschreven over een jongen die op een grote open plek aan het spelen is (gebaseerd op een plek waar ik als kind vaak speelde). De jongen voelt dat er elke dag een volwassen man naar hem staat te kijken. De man kan niet op de speelplek komen, want er staat een groot hek omheen. Alleen kinderen kunnen de plek bereiken; zij kunnen door de spijlen van het hek.
Iedere keer als de jongen de man probeert te zien, is de man verdwenen. Maar uiteindelijk, op een dag ziet hij de man en blijkt dat hij het zelf is. Daarna is het kind verdwenen.
De man is de volwassene in jou die op je wacht en je meeneemt weg van de speelplek.
Je kunt altijd weer teruggaan naar die plek, maar alleen als kind kun je door de tralies en kun je daar gaan spelen.
Iedereen heeft fantasie, dus iedereen heeft toegang tot het plein, maar daarvoor moet je terug durven te gaan naar het kind dat door de spijlen past.’

Hoe kijk jij tegen het gamen van kinderen aan?
‘Gamen is tot op zekere hoogte ook fantasie.  Het probleem is meer dat als je heel veel gamet, het steeds minder fantasievol wordt.
Daarnaast isoleert het internet de kinderen. Er wordt veel minder lijfelijk samen gespeeld, terwijl een kind juist gemaakt is om samen te spelen en te ontdekken.’

Welke wens heb je voor de fantasie?
‘Zoals ik al eerder zei, zit fantasie in de mens en in het bijzonder in het kind.
Ik wens dat de fantasie bij ieder kind tot zijn recht kan komen. Dat kinderen zolang mogelijk kind mogen zijn. Dat ze kunnen spelen en dat ze de ruimte en de leegte krijgen. Dat hun toekomst niet bepaald wordt door de verwachtingen van ouders, die graag willen dat hun kind wordt zoals zij.
Kinderen hebben behoefte aan duidelijkheid en regelmaat, maar ik gun hen – binnen het kader van respect voor en acceptatie van de ander- de vrijheid van het dwalen en het ontdekken.
Alleen op die manier komt de fantasie tot zijn volle recht en verrijkt de fantasie het kind en de volwassene die hij later zal zijn.’

‘Fantasie is de tuin van de mens met oneindig veel mogelijkheden. Als je de tuin niet onderhoudt, gaat hij dood. Dus zorg er goed voor!’

Foto’s:  Marcella Langhout

Nog meer interviews: