Mensen zijn vaak banger voor hun potentieel dan voor hun beperkingen.

Een boeiend gesprek met Peter Rombouts, organisatieadviseur én danser over bewegen tussen twee werelden. Waar werelden elkaar raken ontstaat een spanning tussen dat wat gezegd kan worden en dat waar geen woorden voor zijn, tussen de binnenkant en de buitenkant, de bovenstroom en de onderstroom. In deze spanning ontstaat beweging als basis voor verandering en leiderschap.

Je bent danser én organisatieadviseur. Wat een interessante en onverwachte combinatie. Hoe is dat ontstaan?
‘Toen ik op mijn 11e begon te dansen, ging er een wereld voor me open. Een wereld waarin ik zonder woorden kon zijn wie ik was en wie ik wilde zijn. Ik wilde dolgraag professioneel danser worden en de top bereiken. Mijn ouders hebben mij daarin gesteund, maar verwachtten ook van mij dat ik op school mijn best deed. Ik heb tot mijn 25e mijn studie (organisatie wetenschappen) en later mijn baan als organisatieadviseur gecombineerd met dansen op hoog niveau. Het waren twee verschillende werelden, twee verschillende sporen. Ik danste iedere vrije minuut en wilde bij de wereldtop behoren, toch durfde ik mezelf geen danser te noemen. Een danser leeft voor de dans en ik had er nog een leven naast.

Toen ik op mijn 25e mijn dansdoel niet had bereikt (ik wilde bij de top van de wereld horen), stond ik op het punt de handdoek in de ring te gooien; ik zou stoppen met dansen en het leven gaan leiden zoals andere mensen dat deden; een vaste baan, een eigen huis etc.
Precies op dat moment kreeg ik -uit het niets- een mail van een danseres die mij vroeg of ik met haar wilde deelnemen aan het wereldkampioenschap  tangodansen in Argentinië. Ik twijfelde; het was een totaal andere dansvorm dan ik gewend was. Toch besloot ik om mee te doen en zes weken later wonnen we het wereldkampioenschap. Niet omdat we technisch de beste waren, maar omdat de vakjury onze dans als ‘echt’ ervoer.
Op dat moment had ik voor een carrière in de danswereld kunnen kiezen, maar dat heb ik niet gedaan. Ik wilde beide kanten van mijzelf in de schijnwerpers zetten en ze niet meer gescheiden houden. Ik besloot als danser van het podium af te komen en de wereld in te gaan.
Dit was een belangrijke wending in mijn leven. Wendingen -of ze nu groot of klein zijn-  halen je uit een vast patroon en kunnen ervoor zorgen dat je onbevangen in iets nieuws stapt.’

Hoe ziet deze combinatie er in de praktijk uit?
‘In eerste instantie introduceerde ik mezelf bij bedrijven als organisatieadviseur én danser tegelijk. Dat leverde vaak interessante gesprekken op. In een latere fase begon ik ook te dansen voor een groep, wat veel gespreksstof opleverde waarmee ik verder kon werken. In de loop van de jaren heb ik dit steeds verder uitgewerkt.
Ik werk altijd met een groep. De groep formuleert samen een vraag en die wordt door één deelnemer uit de groep gesteld of meerdere deelnemers uit de groep formuleren hun eigen vraag. De vraag kan over het team gaan, de organisatie of de maatschappij. Over die vraag praat ik heel kort (hooguit 3 minuten) met de vragensteller en vervolgens begin ik te dansen. Doordat ik niet veel weet over de achtergrond van de vraag, gaat niet mijn brein aan het werk, maar mijn gevoel, mijn intuïtie. Als de dans is afgelopen, probeer ik er woorden aan te geven samen met de vragensteller of de groep. Dan komt het gesprek op gang.
Ik krijg vaak te horen dat mijn dans precies dát raakt waar de individu of de groep het nooit over heeft, maar wat wel de kern van het probleem is. Ik noem het de onderstroom. Ik denk dat dat komt, omdat ik als het ware in het vraagstuk stap. Ik voel het vraagstuk in mijn dans en voel me er daardoor mee verbonden. Ik dans de vraag.

Veel trainingen zijn er op gericht om mensen meer uit hun hoofd te halen en meer contact te laten maken met hun lichaam. Ik werk eigenlijk precies andersom; hoe kan je de informatie uit jouw lichaam toevoegen aan jouw denken, handelen en besluiten.’

Als Ambassadeur van de Fantasie intrigeert het mij natuurlijk wat er bij jou gebeurt op het moment dat de vraag gesteld is en je gaat dansen. Kun je zeggen dat je het vraagstuk verbeeldt of uitbeeldt in de dans?
‘Ja en nee.
Het is niet zo dat ik me al iets ga verbeelden op het moment dat de vraag gesteld wordt; dat er dan onmiddellijk plaatjes in mijn hoofd opkomen. Juist niet. Als we het over de vraag praten, luister ik alleen maar en dan niet alleen met mijn oren.
Vervolgens ga ik staan en begin te dansen. Ik weet ik op dat moment totaal niet wat ik ga doen. Er is een moment van niets, van leegte. Dan start ik met dansen. Er gaat een soort radioknop aan en ik tune in op een andere frequentie. Ik kom in een soort hyperfocus. De bewegingen die ik maak, stuur ik niet bewust met mijn hersenen aan, de bewegingen komen vanzelf. Elke beweging die ik maak is belangrijk en bevat informatie.
Na de dans geef ik woorden aan datgene wat in mij opkwam toen ik danste. Dat is best spannend, want ik praat dan vrijuit en wat ik uitspreek kan soms best politiek incorrect zijn.
Ik probeer de dans zin te geven door er zinnen aan te geven. Daarover ga ik dan in gesprek met de vragensteller en de groep. Zij hebben de dans gezien en daar ook iets bij ervaren. Dat levert waardevolle gesprekken op. Door deze manier van werken boor ik namelijk de diepere lagen aan. Onder al die dingen die we zeggen en onder alle contexten die op zichzelf al specifiek zijn, zitten dynamieken waar iets universeels in zit en die raak ik dan.
Ik merk dat ik intuïtief vaak positieve en bekrachtigende zinnen uitspreek die mensen enorm kunnen raken. Dat is ook wat ik belangrijk vindt; liefde en schoonheid toe voegen.’

We leven in een roerige tijd. Wat zou jij de mensheid toe wensen.
‘De Covid periode is een wending. We zijn de laatste decennia opgeslokt door technieken en procedures. Er is weinig vrijheid meer en dat beperkt de fantasie en de creativiteit. Dat heb ik ook ervaren in mijn danscarrière; ik was zo bezig met de techniek, dat ik de dans kwijt geraakt was. De ziel was eruit. Ik zie dit ook bij veel mensen om mij heen. Ze werken keihard, maar ze zijn ‘de dans’ kwijtgeraakt.

We komen uit een periode waarin we dachten dat de economische groei oneindig was, maar we zien nu dat dat niet meer klopt. Het moet anders, maar we weten nog niet precies hoe. We zitten in een soort vacuüm. Er komt nieuw bewustzijn op; we moeten met elkaar een nieuw verhaal maken. Ik word bijvoorbeeld steeds vaker gevraagd om te dansen.
In het overgangsproces  waarin we nu zitten zou ik willen dat iedereen vaker door weet te dringen tot de diepere lagen. De kwaliteit om dat te doen zit in ons allemaal. Het is eigenlijk heel eenvoudig om daar te komen. Het is bijna schematisch; je hebt een ingang (vraag/probleem), je creëert de ruimte/leegte waarin je waarneemt en jezelf toe staat om alles wat in je opkomt toe te laten. Je schakelt bij wijze van spreken het denken uit, waardoor je op je intuïtie uitkomt en terugvalt op de fundamenten van jezelf. Daar zit jouw kracht,  jouw potentieel. In die ruimte kun je dingen laten gebeuren. Ik ga dan bijvoorbeeld dansen, maar je zou bijvoorbeeld ook in een vergadering kunnen zeggen ‘zullen we even een minuut stil zijn en daarna zeggen wat er in ons opkomt.’ Dit kost maar 5 minuten en kan heel effectief zijn.

Het lijkt wel of veel mensen banger zijn voor hun potentieel dan voor hun beperkingen. Dat vind ik ontzettend jammer. Daarom houd ik me de laatste tijd steeds vaker bezig met de vraag hoe ik andere mensen er toe kan aanzetten om die ruimte op te zoeken en de andere lagen aan te boren.

Bekijk hier Peters nieuwste filmpje over  Compassie

Nog meer interviews: