Innovatie vraagt om vrijheid van denken

Aan het woord is Paul Iske, hoogleraar Open Innovation & Business Venturing aan de School of Business and Economics van de Universiteit Maastricht.
Hij houdt zich hier vooral bezig met diensteninnovatie en sociale innovatie, met als specialiteit ‘Combinatoric Innovation’.
Paul is oprichter en Chief Failure Officer van het Instituut voor Briljante Mislukkingen, met als doel begrip te kweken voor de complexiteit van innovatie en ondernemen.
Paul is gepromoveerd in de theoretische natuurkunde en heeft daarna bij Shell gewerkt, waar hij voornamelijk kennis binnen en buiten Shell met elkaar in verbinding bracht.
Tot 2015 was hij Chief Dialogues Officer bij ABN AMRO, verantwoordelijk voor de activiteiten op het gebied van (open) innovatie.
Paul Iske is spreker en consultant op de gebieden creativiteit, innovatie, intellectueel kapitaal, kennismanagement en ondernemerschap. Dit doet hij zowel binnen de private en (semi-)publieke sector in binnen- en buitenland.

Jij bent van huis uit theoretische natuurkundige. Dat is nou niet het eerste beroep dat ik bij een fantasievol mens zou bedenken.
Nee? De meeste theoretisch natuurkundigen die ik ken zijn heel creatief, hoor!
Ze zijn absoluut niet saai en hebben een enorm brede interesse en verbeeldingskracht.
Neem Einstein -ook een theoretisch natuurkundige- met zijn uitspraak Logica brengt je van A naar B, fantasie brengt je overal.
Die man had een enorme fantasie. Die heb ik ook. Vroeger als kind verzamelde ik smurfen en fantaseerde ik mijn eigen (smurfen)wereld. Heerlijk vond ik dat!

Hoe heb je de overstap gemaakt van de natuurkunde naar alle creatieve dingen die je nu doet?
Ik vond de wereld waarin ik werkte ontzettend interessant, maar te klein. Ik was bij wijze van spreken bezig met een klein postzegeltje, terwijl er daarbuiten een hele wereld te ontdekken viel.

Als natuurkundige ben ik geconditioneerd om te kijken of ergens een natuurwet onder ligt. Is dat niet het geval, dan is het interessant om naar andere perspectieven en oplossingen te kijken.
De grootste wetenschappelijke doorbraken in het verleden zijn ontstaan door vraagtekens te zetten bij dat wat iedereen als de waarheid zag. Zou het ook wel eens niet waar kunnen zijn? Stel dat het niet waar is!
Als we alleen maar uitgaan van wat mogelijk is, beperken we onze fantasie en creativiteit. Het is veel interessanter om te kijken naar wat onmogelijk is, wat niet kan. Want daarin zitten misschien toch wel elementen die wel degelijk kunnen, maar die we in eerste instantie als onmogelijk hadden gezien.

Ik hou van provocatief denken; door te denken aan iets wat misschien helemaal niet waar kan of mag zijn, creëer je als het ware een nieuwe wereld en in die wereld zie je nieuwe dingen en mogelijkheden. Sommige van die dingen zouden relevant kunnen zijn voor de wereld waarin we leven.
Dat is voor mij creativiteit, je kunt het ook fantasie noemen; het bedenken/genereren van nieuwe patronen.
Intelligentie herkent (nieuwe patronen) en kan ze linken aan een bepaalde context, maar die patronen moeten eerst wel bedacht worden.
Je hebt dappere en fantasievolle mensen nodig die ingesleten patronen ter discussie durven te stellen en met iets anders, iets nieuws komen.
Vandaar mijn voorliefde voor innovatie en alles wat daarbij komt kijken..

Wat zijn volgens jou de valkuilen bij  innovatie?
Bij innovatie is het van essentieel belang dat je open staat voor het onmogelijke en het onlogische.
Dat niet van te voren wordt bepaald wat de uitkomst moet zijn, welk proces er gevolgd moet worden of dat er garanties van succes moeten worden gegeven.
Veelgehoorde uitspraken binnen innovatieprocessen zijn: ‘Dat kan niet….dat hebben we al geprobeerd……laten we realistisch zijn….dit hebben we nog nooit eerder gedaan.’
Op het moment dat je dit soort uitspraken doet en processen wilt bepalen en sturen,  belemmer je de vrijheid van denken. En die vrijheid van denken -die mentale ruimte- is nu juist zo essentieel voor creativiteit en fantasie.

De reden waarom we alles zoveel mogelijk willen vastleggen en sturen, is de angst om te falen.
Jonge kinderen kennen nog geen faalangst en kunnen daarom vol vrijheid fantaseren en experimenteren.
George Land heeft op verzoek van de NASA -een instituut dat bolstaat van protocollen- onderzoek gedaan naar het meten van het improviserend probleemoplossend van de mens.
In zijn creativiteitsindex is duidelijk zichtbaar hoe sterk het oplossend vermogen van de mens (zwarte getallen) daalt na zijn kleutertijd.

Je ziet dat 98% van de kinderen van vijf jaar het vermogen heeft om binnen een bepaalde tijd verschillende oplossingsrichtingen te bedenken; die oplossingen hoeven niet juist te zijn.
Op achtjarige leeftijd is dat nog maar 32% en op vierenveertigjarige leeftijd is dat 2%.
Een enorme afname, die plaatsvindt vanaf het moment dat de school zijn intrede doet. Kinderen worden vanaf dat moment geacht bepaalde dingen te weten, de opgedane kennis te reproduceren en goede cijfers te halen. Het is ook het moment waarop een kind verteld wordt dat het erg is om te falen. De faalangst doet zijn intrede en de fantasie en de vrijheid van denken worden belemmerd.

Ik heb daarom een verklaring opgesteld die een aanvulling is op de Universele Rechten van de Mens. In die verklaring staat dat een mens het recht heeft om te proberen, (briljant) te mislukken en daarvan te leren.
Vanuit deze verklaring heb ik mijn instituut voor Briljante Mislukkingen opgericht.

Je ziet overigens ook nog blauwe en rode getallen staan, die respectievelijk aangeven hoe vaak iemand een vraag stelt op een dag en hoe vaak iemand lacht op een dag. De combinatie van die twee loopt gelijk op met de score voor creativiteit…

Jij hebt het begrip  Combinatorische Innovatie geïntroduceerd. Wat is dat precies?
Ik werk met de vraag Hoe creëer je nieuwe patronen van denken in het hoofd ( in het team) en wat zijn de kernprocessen die leiden tot die nieuwe patronen.
Hierbij zijn twee dingen van groot belang.

Het eerste is het stellen van vragen, de zogenaamde big questions. Het antwoord op zo’n vraag kan een nieuw patroon blootleggen, waardoor er zich nieuwe oplossingen kunnen aandienen.

Het tweede is het leggen van nieuwe verbindingen. Breng nieuwe mensen met  verschillende achtergronden – die elkaar op een minimum niveau begrijpen en elkaar waarderen- bij elkaar, zodanig dat er nieuwe kennis en informatie kan gaan stromen. Nieuwe combinaties geven nieuwe inzichten en nieuwe patronen.

Een mooi voorbeeld hiervan het verhaal van de olifant. Ieder geblinddoekt individu voelt iets anders en fantaseert zijn visie op zijn eigen waarneming (het is een speer of een touw). Pas als de visies worden samengevoegd vormt zich het patroon van de olifant en ontstaat er een collectieve fantasie of visie. Dit kan dus pas ontstaan als je met elkaar in interactie bent.

Onderstaande tekening heb ik laten maken als variant op de olifant met het thema De Coronacrisis.
Hier zie je duidelijk hoe belangrijk het is om vanuit verschillende disciplines naar het probleem te kijken. Alleen dan kun je met elkaar tot een effectieve oplossing komen.

Er zit veel humor in de tekening. Je noemt ook regelmatig het begrip humor.
Is humor belangrijk voor je?
Creatieve en fantasievolle mensen bezitten vaak veel humor. Ze zien de relevantie van humor.
Humor speelt een belangrijke rol bij veel processen. Het zorgt voor verbinding. Als iedereen lacht zit men even in een gemeenschappelijke ruimte.
Humor kan in een serieuze bespreking ook een nieuw patroon creëren. Er ontstaat een onverwachte wending -de lach- waardoor iedereen er even weer anders inzit.

Humor wordt ook in verband gebracht met ons improviserend en oplossend vermogen.
Als je nog even naar de creativiteitsindex kijkt, zie je in de rode getallen het aantal keren dat er gelachen wordt. Een vijfjarige lacht gemiddeld 113 keer per dag en een vierenveertigjarige nog maar 11 keer.
Diezelfde daling zie je ook bij de blauwe getallen, die aangeven hoeveel vragen er op welke leeftijd ongeveer per dag gesteld worden.
Je kunt zien dat zowel het oplossingsgericht vermogen, de nieuwsgierigheid als de humor snel afnemen na het vijfde levensjaar. Op vierenveertigjarige leeftijd hebben we de state of terminal seriousness  oftewel terminale serieusheid bereikt. De fantasie en creativiteit is tegen die tijd dus behoorlijk uitgedoofd.
Gelukkig zien we na pensionering weer een stijging. Dit betekent dat oudere werknemers zeer waardevol voor een bedrijf zijn; ze kunnen in alle vrijheid hun kennis en ideeën inbrengen.

Laten we dan met humor eindigen. Heb je een leuke anekdote voor ons?
Ik werkte vroeger bij Shell en hield me bezig met het binnenhalen van externe kennis. Samen met een collega heb ik in 1996 een internetsysteem bedacht om in kaart te brengen wie binnen en buiten Shell van welke onderwerpen verstand had. Eigenlijk was het vrijwel identiek aan LinkedIn, dat pas jaren later op de markt kwam. Wij zijn toen weggegaan bij Shell en hebben een bedrijf opgezet om het platform naar de markt te brengen. Maar we waren te vroeg. Bijna geen enkel bedrijf had nog internet. Na twee jaar was het geld op en moest er weer gewerkt worden. Ik ben toen baas kennismanagement bij ABN AMRO geworden. Toen ik dat aan een goede vriend vertelde, zei hij: ‘Jij bij ABN AMRO? En je kon zo goed leren…’. Een briljante mislukking met als les: te vroeg is ook niet op tijd.

Nog meer interviews: